Wat zijn “typisch antroposofische” geneesmiddelen?
Typisch antroposofische middelen zijn middelen die op een zeer eigen manier zijn ontworpen en geproduceerd. Men vindt ze enkel in de antroposofische geneeskunde terug, niet in de homeopathie of in de klassieke fytotherapie.
Of het nu om homeopathische, fytotherapeutische of antroposofische middelen gaat, ook de manier van voorschrijven is typisch antroposofisch. Wanneer de arts vooral stofwisselingsprocessen wil aanspreken zal hij eerder een lage verdunning voorschrijven, bijvoorbeeld een D4 of D3 of zelfs een niet-verdund middel. Een zintuigproces behandelt hij eerder met een hoge verdunning van bijvoorbeeld D20 of D30. Of hij kan de keuze maken tussen een middel gemaakt van de bloem of van het bladgedeelte of van de wortel van een plant.
Er worden ook specifieke combinatiepreparaten voorgeschreven, vanuit een heel speciale optiek. Zo kan een arts een combinatie voorschrijven van drie middelen, waarbij het ene voor de stofwisselingspool, het tweede voor de hoofdpool en het derde voor het middengebied bestemd is.
Veel van deze middelen gaan terug op aanwijzingen van Rudolf Steiner. Andere zijn door leerlingen van hem ontworpen.