Antroposofische werkmethode

Waarin verschilt de antroposofische wetenschapsmethode van de klassieke visie?

De antroposofie hanteert wat men noemt de fenomenologische methode. De grondlegger hiervan was Goethe. In tegenstelling met de gangbare wetenschapsbeoefening, waarbij de onderzoeker zoveel mogelijk zichzelf moet “uitschakelen” om tot “objectieve” gegevens te komen, vraagt deze methode juist de volle inzet ven de “subjectieve” kwaliteiten van de onderzoeker; maar dan wel zo dat deze subjectieve kwaliteiten, deze oereigen innerlijke zielvermogens, zodanig “objectiverend geschoold” zijn dat ze toch tot een juist en waarachtig beeld van de werkelijkheid leiden. Goethe maakte dus in wezen gebruik van de geestelijke vermogens van de mens.

Met deze methode ging Steiner verder aan de slag: hij onderzocht zowel de natuur als de geest, de “aarde” als de “hemel”, de materiële als de geestelijke wereld. Vanuit deze methode en vanuit zijn sterk ontwikkelde persoonlijke vermogens heeft hij dan ontwikkelingen op gang kunnen brengen waar zeer vruchtbaar mee gewerkt kan worden op verschillende gebieden: in de pedagogie, de landbouw, de kunst, en dus ook in de geneeskunde. Maar er moet aan toegevoegd worden dat, met name in de geneeskunde, ook met reguliere wetenschappelijke methoden aan onderzoek gedaan wordt.

Zo zal een antroposofisch arts ook bloedonderzoeken, röntgenfoto's en andere onderzoeken (laten) uitvoeren wanneer dat nodig is.

 

"Het gehele antroposofische gedachtengoed is voor elk individu vrij toegankelijk. "